Auteursrecht en haar uitzonderingen
Volgens de Auteurswet komt het auteursrecht normaal gesproken toe aan de maker van een werk. Zo is bijvoorbeeld de schrijver van een roman de maker in auteursrechtelijke zin, niet de uitgever. Dat betekent dat de maker het exclusieve recht toekomt om deze werken te openbaren, dan wel te verveelvoudigen. Inkomsten die hierbij ontstaan, komen aan de maker toe. Er zijn echter uitzonderingen op deze hoofdregel denkbaar. Zo is bijvoorbeeld recentelijk door de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNHO:2020:11537) geoordeeld dat een werknemer een bedrag van €190.000,- aan zijn werkgever moest terugbetalen. In deze zaak bleek namelijk dat dit bedrag gezien moest worden als een inkomen uit auteursrechten voor muziekwerken dat aan de werkgever toekwam. Wanneer is er sprake van een uitzondering op het auteursrecht?
Het werkgeversauteursrecht
Artikel 7 van de auteurswet vormt een uitzondering op de algemene rechtsregel. Het artikel luidt als volgt: “Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.”.
Uit de tekst blijkt dat een werkgever, mits aan alle voorwaarden is voldaan, de rechten en daarmee de inkomsten die hieruit ontstaan, verkrijgt. De werkgever moet immers kunnen profiteren uit de werken die in het kader van een dienstverband ontstaan. Er zijn echter, ook op deze situatie weer uitzonderingen denkbaar.
Omdat er in de praktijk door werknemers en werkgevers vaak geen concrete afspraken worden gemaakt wat betreft de Intellectueel eigendomsrechten, zijn wij aangewezen op de tekst uit artikel 7 en de bijbehorende jurisprudentie. Bij een analyse hiervan blijkt dat er aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, wil het auteursrecht aan de werkgever toekomen.
Allereerst moet er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Dit zijn overeenkomsten die aangemerkt kunnen worden als er contract in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. Wil een overeenkomst als arbeidsovereenkomst worden aangemerkt, moet er aan een aantal vereisten zijn voldaan. Er moet sprake zijn van werk, in dienst van een ander, tegen betaling van loon en gedurende een zekere tijd. Wegens deze vereisten vallen een overeenkomst van opdracht en freelancewerk daarom buiten de bepaling van een arbeidsovereenkomst.
Verder moet het gemaakte werk binnen de taakomschrijving van de werknemer vallen. Componeert een juridisch medewerker bijvoorbeeld een muziekstuk binnen werktijd, dan komt hem dit auteursrecht toe. Het schrijven van een blog als deze valt echter wel binnen de taakomschrijving; het auteursrecht komt daarom aan de werkgever toe. Echter, als er sprake is van een incidentele uitdrukkelijke opdracht van de werkgever tot het maken van een of meer bepaalde werken, dan zal het auteursrecht toch aan de werknemer toekomen (HR 19 januari 1951, NJ 1952/37 (Van der Laan/Schoonderbeek)).
Voorts ziet artikel 7 van de Auteurswet toe op bepaalde werken. Dat wil zeggen dat de werkgever enige mate van zeggenschap moet hebben over de vorm waarin de werken openbaar worden gemaakt. In het geval van een wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit heeft de werkgever geen zeggenschap over de wijze van vormgeving van de onderzoeksresultaten. Om deze reden komen de auteursrechten die betrekking hebben op wetenschappelijk onderzoek aan de maker, en niet aan de universiteit toe.
Contractsvrijheid blijft het uitgangspunt. Artikel 7 van de Auteurswet is regelend of aanvullend recht. Dat betekent dat partijen hiervan mogen afwijken. Zij kunnen daarom in een overeenkomst afspreken dat de auteursrechten bij de werknemer blijven liggen.
Verder is er nog discussie mogelijk wat betreft de persoonlijkheidsrechten die gekoppeld zijn aan het auteursrecht. Dit zijn zogenaamde ‘morele’ rechten die bij de maker rusten, bijvoorbeeld het recht op naamsvermelding en het recht op verzet tegen wijzigingen en aantasting van het werk. In de rechtspraak en literatuur wordt vaak aangenomen dat ook deze morele rechten toekomen aan de werkgever.
Artikel 8 en het auteursrecht
Een andere belangrijke uitzondering op het auteursrecht wordt gevormd door artikel 8 van de Auteurswet. Op grond van dit wetsartikel kan een openbare instelling, vereniging, stichting of vennootschap toch aanspraak maken op het auteursrecht dat eigenlijk aan de maker toekomt, mits is voldaan aan alle voorwaarden die volgen uit haar bepaling.
Op grond van dit wetsartikel dient er allereerst sprake te zijn van een openbare instelling, vereniging, stichting of vennootschap. Dat betekent dat het zou kunnen gaan om een politieke partij, maar ook bijvoorbeeld om een reclamebureau. Verder moet de openbaarmaking als van haar afkomstig te zijn, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden. Stel, een reclamebureau geeft middels een overeenkomst van opdracht iemand de taak toe om een mooi affiche als reclame te doen ontwerpen. Brengt het bureau dit werk naar buiten, zonder dat er sprake is van enige vermelding van de maker, dan komt het auteursrecht toch niet in de handen van de maker te vallen. De maker kan in zo een geval alleen zijn auteursrecht claimen, als bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was. Ook hier geldt dat het gaat om aanvullend recht; partijen kunnen dus anders overeenkomen. Het is daarom raadzaam om als opdrachtnemer duidelijke afspraken te maken bij het aangaan van een overeenkomst, zodat je straks niet met lege handen komt te staan.
Conclusie
In beginsel komen auteursrechten toe aan de maker. Artikel 7 en 8 van de Auteurswet vormen hier uitzonderingen op op. Het is van belang om voor het starten van een overeenkomst de positie van de auteursrechten duidelijk af te bakenen, zodat vervelende discussies in de toekomst kunnen worden vermeden; zowel in het geval van een arbeidsovereenkomst als bij een overeenkomst van opdracht. Good Law is gespecialiseerd in het geven van advies omtrent auteursrecht en kan zowel werkgever als werknemer in deze kwestie bijstaan.